woensdag 24 april 2013

0

Auteursontmoeting met Guy Didelez

Een auteurslezing moet beklijven. Moet indruk maken, opdat jongeren nadien naar de boeken van de schrijver teruggrijpen. Daarom heb je voor een geslaagde lezing een auteur nodig die goed kan schrijven én goed kan vertellen. Guy Didelez is zo'n dubbeltalent.

Vóór de leerlingen van het VTI Gullegem binnensijpelden in het zaaltje naast de bibliotheek, had Guy in stilte zijn boeken in vijf stapels opgetast. Zo'n indeling was beslist nodig, want in zijn lange carrière heeft hij zich aan verschillende genres gewaagd.


De eerste stapel, vertelde Guy tegen de jongens van het eerste middelbaar, zijn de vlotte, spannende, grappige boeken. De tweede stapel is meer in trek bij meisjes. "Dat zijn de gevoelige boeken; ik noem ze soms oneerbiedig de blète-boeken." Op de derde stapel lagen wat Guy de "bloedspannende" boeken noemde: de thrillers voor jongeren.

Het was vooral de Rarifeiten-reeks waar de interesse van de leerlingen naar uitging, de vierde stapel. 'Rarifeiten' is een samentrekking van 'feiten' en 'rariteiten'. Het zijn bundels waar Guy Didelez samen met Frank Pollet ongelooflijke maar waargebeurde verhalen in heeft verzameld. Verhalen over een vleermuis die in een bh terechtkomt. Over de man die een overval pleegde met een... banaan. Over Larry Walters, die met behulp van weerbalonnen tot schrikbarende hoogten steeg.

In de winkel doet de reeks het niet zo best, zei de auteur achteraf, maar tijdens de lezing was daar niets van te merken. Of Guy zo'n anekdote wou vertellen? Ja, dat wou hij wel. Hij diste een verhaal op over een kampeerder die in de jungle op een wel heel ongewone manier wakker werd in zijn slaapzak: met een ratelslang op zijn buik.

Het verhaal bleek een kleine ode aan de menselijke vindingrijkheid. Want hoe ontdeed de kampeerder zich van de slang? Met zachte gebaren deed hij teken aan zijn kompaan om een kop koffie uit te gieten op het grondzeil. In de koffie tekende hij met de vinger een stralende zon. Zijn vriend begreep wat er moest gebeuren: stilletjes brak hij de tent af, zodat de slang uiteindelijk in de felle zon kwam te liggen. En daar had het giftige beestje niet zo'n trek in. Het maakte dat het wegkwam. Gevaar geweken voor de kampeerder.

De vijfde stapel betrof de wat moeilijkere faction-boeken. 'Faction' is een combinatie van 'fact' en 'fiction', van feiten en verbeelding. In die boeken probeert Didelez een aantal bekende mysteries in de geschiedenis van een eigen interpretatie te voorzien, en misschien zelfs op te lossen.

Guy vertelde over een aantal van zijn populaire boeken wat meer, zoals Kadavergedaver en Het infernaat (nóg zo'n samentrekking, van 'inferno' en 'internaat'). Natuurlijk kon ook Raspoetin niet onbesproken blijven. In 1988 werd Raspoetin bekroond als beste Vlaamse misdaadverhaal, een uitzonderlijke eer voor een jeugdboek. Het is dé klassieker van Didelez, en zo kwam het dat hij uiteindelijk onder de druk bezweek om een paar vervolgdelen te schrijven.

Het oorspronkelijke boek gaat over Peter. De jongen blijkt te stotteren en een grote liefde te hebben: buiksprekerspoppen. Dat is een erfenis van zijn vader, die op mysterieuze wijze om het leven gekomen is. De poppen blijken een obsessie voor Peter te zijn en het lijkt er zelfs op dat de gemeenste van de vier poppen, genaamd Raspoetin, zijn boosaardige karaktereigenschappen aan Peter overdraagt...

Na afloop was er tijd voor een kort praatje met de auteur. Elke twee jaar probeert de bibliotheek een auteur te voorzien voor het VTI, die jongeren die van huis uit niet zo dol zijn op lezen een prikkelende voormiddag kan bezorgen. Ik denk dat we daar dit jaar in geslaagd zijn.


zaterdag 20 april 2013

0

Auteursontmoeting met Kristien Dieltiens

Met Kristien Dieltiens bleken we een gouden greep te hebben gedaan, in onze keuze voor de auteursontmoeting voor dit jaar. Een dikke maand geleden won zij met de roman Kelderkind de Woutertje Pieterse Prijs, een prestigieuze Nederlandse onderscheiding voor jeugdliteratuur. Gisteren stond de schrijfster uit Beernem op het toneel van de Guldenbergzaal, voor een publiek van studenten uit het derde middelbaar van het Sint-Pauluscollege.

Kristien Dieltiens is niet het soort auteur dat eindeloos aan zelfpromotie doet en alleen haar eigen boeken in de kijker zet. Ze ziet het breder. Anderhalf uur lang hield ze een gloedvol pleidooi voor het zoeken naar wat je echt wil in je leven. En goed, in haar geval bleek dat toevallig de schrijverij te zijn. Kristien sprak zonder geluidsversterking, maar wist de goed gevulde zaal op een heel natuurlijke manier stil te krijgen.

"Denk maar niet dat we van bewuste keuzes aan elkaar hangen," zei ze. "Ik zal jullie een verhaal vertellen. Tien jaar geleden was er een beloftevolle jonge voetballer in Beernem waarvan iedereen zei dat hij een profcarrière moest ambiëren. Op een dag zond zijn moeder hem naar de winkel. Maar hij raakte op straat aan de praat met een vriend die toevallig voorbijkwam; de boodschappen schoten er algauw bij in. Maar wat meer is: voor ze het goed en wel beseften waren ze ooggetuige van hoe een oud mevrouwtje in een auto werd beroofd bij de verkeerslichten. Dankzij het fotografische geheugen van onze voetballer kon de politie de dader klissen. Het voorval trof hem zo sterk dat hij bij de politie wou gaan werken. Van professioneel voetballen is niets meer in huis gekomen."

Een toevalligheid verscholen in een klein hoekje kan dus een enorme impact hebben op de rest van je leven. Toch zijn dromen belangrijk. Kristien vertelde hoe verschillend de dromen van jongens en meisjes zijn op zesjarige leeftijd. Jongens willen piloot, brandweerman of raketwetenschapper worden. Uit hun dromen spreekt steevast: ik wil tonen aan de wereld dat ik iets kan. Meisjes willen prinses of moeder worden. Lees: ze willen een veilige wereld, maar wel een wereld die aan hun voeten ligt.

"Schrijvers," zei Kristien, "bekijken de wereld graag vanuit verschillende, soms ongewone invalshoeken. Ik wou vroeger ook prinses worden, mét een kroontje dat mooi bleef vastzitten op mijn hoofd, zonder elastiekjes, zoals in de sprookjes. En in zekere zin is dat gelukt. Kijk maar, ik woon in 'De Kasteelhoek' in Beernem. Mijn man ziet er niet uit als een prins, maar hij is het wel, voor mij. En mijn kinderen? Dat is mijn dienstpersoneel. Toen mijn eerste kleinkind geboren werd, voelde dat aan als de kroon op het werk." Gegrinnik in de zaal.



Dat haar literaire kwaliteiten aan het licht kwamen, daar was toch ook weer een scheut toeval mee gemoeid. In de lagere school had Dieltiens de pest aan wiskunde. Vooral het rekenen met breuken bezorgde haar veel kopzorgen. Ze zat veel liever te tekenen, maakte mannetjes van de teller en de noemer. Toen ze op een dag straf moest schrijven en een prachtig opstel inleverde waarin ze een kerstbal tot leven had gewekt, zag de leerkracht meteen haar talent.

Toch duurde het nog een hele tijd voor ze echt aan publiceren toekwam. Ze was al moeder van vijf kinderen toen haar eerste boek verscheen. Op een dag bracht haar zoon, een archeoloog, een eeuwenoude roodlederen schoen mee naar huis. Gevonden, op een Brugse werf. Het ding - ooit weggeworpen in een middeleeuwse beerput - prikkelde de fantasie van Kristien. Wat een verhaal van tien bladzijden moest worden, groeide uiteindelijk uit tot een dikke historische roman, haar eerste boek, Olrac.

De dertienjarige Olrac groeit op ten tijde van de tweede kruistocht bij een goedhartige roversbende. Op een dag vindt hij zijn makkers vermoord terug. Olrac trekt naar de zee, op zoek naar zijn afkomst, want hij werd als baby uit een leeggeroofde burcht gered en meegenomen. Olrac werd het eerste deel van een trilogie. In het vervolg loopt Olrac het meisje Aude tegen het lijf. In Candide ontmoeten we een Spaans meisje dat wordt uitgehuwelijkt aan een rijke Vlaamse zakenhandelaar van zestig aan het eind van de dertiende eeuw.

Dat dergelijke praktijken niet voorgoed tot het verleden behoren, bewijst de situatie in Afghanistan, waar jonge meisjes ook nog altijd uitgehuwelijkt worden. Dieltiens schreef de biografie van hiphopper Meysam Noori (uit So you think you can dance), die op achtjarige leeftijd uit Kabul moest vluchten.

In De zomer van Gisteren en Pudding schrijft Kristien vrijmoedig over de eerste seksuele ervaringen van jongeren uit de jaren zeventig. "Een historisch boek, dat moest wel. Ik ben geboren in 1954, wat weet ik van hoe het er vandaag aan toegaat?" En toch. Uit de vele reacties blijkt dat er sindsdien weinig veranderd is.

Het laatste boek dat gisteren ter sprake kwam, was prijsbeest Kelderkind. Misschien wel Dieltiens' meest ambitieuze roman tot nu toe. Het vertelt het waargebeurde verhaal van Kaspar Hauser, een Duitse vondeling van onduidelijke afkomst, die uitgroeide tot een van de meest formidabele raadsels van de negentiende eeuw. Op pinkstermaandag 1828 dook hij op in Neurenberg. Hij droeg boerenkledij en kon nauwelijks spreken. Kristien probeert in het boek onder meer het dagboek te reconstrueren van Hauser, die enkel een briefje bij zich had met de woorden "ik wil een ruiter zijn, zoals mijn vader". De jongen zou later vermoord worden. Het slachtoffer van intriges op het hoogste politieke niveau?

Met Kristien Dieltiens hadden we na Jonas Boets opnieuw een jeugdauteur te pakken die de klassieke auteurslezing op een heel persoonlijke, authentieke manier invult. De laatste jaren zelden zo'n stille zaal gezien. Misschien dat er wat weinig vragen kwamen. "Typisch de leeftijd," zei Kristien achteraf. "Niemand wil afgaan. Maar dat betekent niet dat ze niet met vragen zaten."

woensdag 17 april 2013

0

Stan Lauryssens in Avondklok [verslag]

Op woensdagavond 20 maart kwam de Vlaamse thrillerauteur Stan Lauryssens praten over zijn boeiende leven. U had nog een verslagje van ons te goed. Bij deze.

We hadden beter moeten weten. "Als freelance-journalist reisde Stan Lauryssens in de jaren zeventig en tachtig de wereld rond en interviewde vele bekende namen": met dat zinnetje werd de passage van Stan Lauryssens in Avondklok aangekondigd. In zijn plezante causerie kregen we van Stan een, euh, genuanceerdere versie van de feiten te horen.

Want toen hij bij Panorama aangenomen werd als journalist, was er geen geld om zijn vliegreizen naar Amerika te betalen. Dus werden alle interviews op een Antwerpse zolderkamer bij elkaar geknipt, geplakt en verzonnen. Ondertekend met het pseudoniem 'Steven Stanley' werden ze de wereld ingestuurd. Niemand die erom maalde. "De mensen willen bedrogen worden." Dat was blijkbaar de levensles die Stan die woensdagavond wou meegeven.

Het was een les die Lauryssens zelf vroeg genoeg leerde. Na zijn legerdienst in Soest ging hij werken in een zuivelfabriek van Valio. Daar moest hij gaten maken in uit Finland geïmporteerde nep-Emmentalkaas. Gewoon, opdat die eruit zou zien als authentieke Zwitserse Emmental. Wat niet ziet, niet deert. Toch?

Na zijn dagen bij Panorama kwam Stan terecht bij beleggingsclub IEC. Hij was er verantwoordelijk voor het verpatsen van de kunstproducten. Met een BV aan zijn zijde (om bij modale Vlamingen interesse te wekken) liep hij de argeloze middenstanders af die hun zuur verdiende centjes investeerden in al dan niet imaginaire schilderijen. Stan herinnert zich nog hoeveel geld gaat in een papieren broodzak: 9 miljoen frank, meneer.

De IEC-tijd was een decadente tijd, gaf Stan met pretlichtjes in de ogen toe. Er werd vaak op Genève gevlogen, waar het hoofdkwartier was gevestigd. Waren er tijdens de lunch geen broodjes, dan werd even snel naar België over en weer gevlogen. In Amerika werden aan Vlaamse beleggers een stukje grond, hun stukje grond, getoond dat niet ver van de JR-mansion lag in Dallas -- althans, de bordkartonnen versie die het bedrijf in de achtergrond had opgesteld.

Lauryssens leerde bij IEC dat vooral Salvador Dalí goed verkocht. Posters van 4000 fr. gingen van de hand voor 400.000 fr. Dalí deed het zo goed, niet omdat Vlamingen dol waren op de kunst van 'de zot van Cadaqués', maar omdat hij zo'n beroemde, excentrieke figuur was.

Het mooie, frauduleuze liedje kon niet eeuwig blijven duren. Na een inval in het Antwerpse IEC-filiaal werd de top van het bedrijf afgevoerd naar Begijnenstraat 42: de gevangenis. Stan vertelde smakelijk hoe hij op een welbepaalde manier tegen de muur moest staan, zodat agenten makkelijker zijn rectum konden controleren op verboden voorwerpen. "En weten jullie waarom al die gevangenen in films zo voortsloffen? Omdat de schoenen die je krijgt steevast te groot zijn."

Uiteindelijk kon Stan Lauryssens kon de wijk nemen naar Spanje, via de luchthaven van Parijs. Gelukkig had hij nog wat broodzakken met zwart geld over, voor de eerste onkosten. In Spanje betrok hij een villa boven op een heuvel in Cadaqués, die op gezette tijden met planken moest dichtgespijkerd worden, toen de de tramontana dreigde op te steken.


Op een dag stelde Stan verbaasd vast dat hij de buurman was geworden van, jawel, Salvador Dalí. We schrijven 1985, 1986, toen Dalí al aan het dementeren was en een team van schilders in een geheim atelier aan de lopende band nieuwe "Dalí's" aanmaakte. Het is met het verslag van deze praktijken, in Dalí en ik, dat Stan Lauryssens wereldberoemd werd. Het boek is vertaald in 33 talen, dat wou Stan snel even kwijt. "Tja, ik kom uit Antwerpen, stad van stoefers en dikkenekken."

Hoe de Dalí-industrie in elkaar zat? Heel eenvoudig. Men projecteerde disparate elementen uit oude schilderijen van Dalí op een wit doek tot een nieuw geheel, waarna iemand de omtreklijnen ging tekenen. Daarna werden de genummerde vlakken volgens nummer ingekleurd. Toen zo'n fake doek af was, werd het gefotografeerd met Dalí ernaast. Vooral dat deed het 'm: de polaroidfoto diende als bewijs van echtheid.

Even dreigde de voortvluchtige Lauryssens ontdekt te worden toen hij op reis naar Zwitserland uit het oog was verloren dat zijn reispas na vijf jaar was vervallen. Stan kon er, oog in oog met de douanebeambte, in een acuut moment van inspiratie een draai aan geven, en liet een ander documentje doorgaan voor Krankenausweis. Het werkte.

Later kreeg Lauryssens sowieso een brief van de Belgische instanties waarin werd meegedeeld dat "het Zijne Majesteit de Koning had behaagd hem gratie te verlenen". Dat was echter buiten de Spaanse overheid gerekend. Net als in Antwerpen destijds, klonken er op een dag loeiende politiesirenes voor de oprit en werd Lauryssens alsnog ingerekend.

Zodoende heeft Stan bijna alle grote gevangenissen van Spanje aan de binnenkant gezien: Girona, Barcelona, Madrid... Aan Madrid bewaart Stan de beste herinneringen. "Meer een sprookjespaleis dan een gevangenis! Palmen op de binnenkoer, een zwembad, cornets van het IJsboerke..."

In de bajes van Madrid heeft Stan tijdens het biljarten vele inside stories gehoord die hem nu nog van pas komen in zijn thrillers. Lauryssens moest voor tolk spelen tussen de criminelen en ving zo een en ander op. "Weet je hoe je alcoholhoudend bier maakt met alcoholvrij bier? Doe suiker, fruit, yoghurt en alcoholvrij bier in een glas, laat dat een dag gisten in de zon, et voilà!"

Op het einde van de causerie kregen we kort de breekbare Stan te zien, toen hij vertelde over zijn Spaanse zoon Luis en zijn Londense zoon Jamie. Hij heeft er geen contact mee, weet niet waar te zoeken en is daar het hart van in. "Wat doet een mens dan? Zoeken op Google, op Facebook. Maar dan vind je veel mensen met dezelfde naam, dus zoek je uiteindelijk toch geen contact."

Tegenwoordig schrijft Stan Lauryssens thrillers. Zwarte sneeuw was de eerste in het rijtje, meteen goed voor de Hercule Poirotprijs 2002 voor de spannendste roman van het jaar. De auteur gaat er prat op dat waar andere Vlaamse thrillerauteurs alles uit hun duim moeten zuigen, hij kan bogen op heel wat praktijkervaring. In 2012 verscheen Alle dagen curry en seks op zondag, een autobiografisch boek over zijn leven in Londen met een Indische vrouw. Waarmee hij dus een zoon heeft.

Stan is niet alleen op papier een rasverteller. Hij is het ook in levende lijve. Eén van de vermakelijkste edities van Avondklok was dit, die zelfs op deze midweekse avond een groter publiek had verdiend.

vrijdag 12 april 2013

0

Kleutervertelling met kookworkshop


Dinsdag 9 april organiseerde de bibliotheek in samenwerking met vakantiewerking Haasje-over een kleutervertelnamiddag met kookworkshop. Juf Veerle en Anke van de Gemeentelijke Basisschool vertelden het prentenboek O monster, eet me niet op van Carl Norac voor 28 kinderen uit de tweede en derde kleuterklas.

Alex is een vreetvarkentje. Als er gegeten wordt, is hij het eerste klaar en mama is boos als hij de tuin insluipt om aardappels te snoepen. "Niet eten als we niet eten", zegt ze en ze stuurt hem naar de beek om zich te wassen. Wanneer hij onderweg frambozen wil plukken, wordt hij door een monster onderschept. Die opent zijn mond alvast om Alex te verslinden...

Het prentenboek werd tot leven gebracht in ons Kamishibai-verteltheatertje, een eenvoudige maar o zo efficiënte Japanse vertelvorm. De prachtige vertelplaten met illustraties van Carl Cneut werden in het houten kijkkastje geschoven, we richtten de spot erop in een voor de rest verduisterde ruimte en... aandacht verzekerd.

Achteraf konden de kinderen zelf aan de slag. Eerst maakten ze poffertjesrups, een lekkernij van poffertjes, banaan en choco, héél véél choco. Als drankje werd er smoothie van aardbeien bereid. Oók om te smullen. Bekijk snel de fotoreportage hieronder!