donderdag 27 februari 2014

Bert Dombrecht tekent voor kinderen met knipoogjes voor volwassenen


Voor wie er nog aan twijfelt: lezen is gevaarlijk.
Wie leest, kijkt niet om zich heen. Wie leest, leeft alleen in zijn hoofd. Wie leest, kan niet meer slapen. Wie leest, ontmoet akelige vampieren of slaapt met krokodillen onder zijn bed. 

Dat grote gevaar wordt dit jaar tijdens de Jeugdboekenweek (15 tot 30 maart) nog eens in de kijker geplaatst. Op uitnodiging van de bibliotheek komen auteurs en illustratoren vertellen voor leerlingen van de plaatselijke scholen. 
Een van de gastillustratoren is Moorselenaar Bert Dombrecht.



Bert, je bent afkomstig uit Brugge, maar woont sinds korte tijd in Moorsele. Wat bracht je hier?
Ik ontmoette mijn vrouw bij een jeugdvereniging die jaarlijks een zomerkamp organiseert voor kinderen en jongeren met een fysieke beperking. Ondertussen gaan we samen al meer dan 17 jaar mee als begeleider. Zij is geboren en getogen in Menen. Ik volgde de liefde en kwam zo in Moorsele terecht. Ondertussen werkt zij als kleuteronderwijzeres in Menen en heb ik mij hier als zelfstandige gevestigd. We werden meteen warm onthaald door de bewoners van de Herthoek. Het is een aangename buurt met fijne mensen. We houden ook van de buitenlucht en de natuur.

Je volgde een opleiding grafische vormgeving en animatiefilm in Gent. Hoe kwam je terecht in de kinderboekenwereld?
Het was al heel snel duidelijk dat ik iets creatiefs wou gaan doen, maar mijn brood verdienen met tekenen? Dat leek me niet realistisch. Ik koos voor een grafische opleiding en ging al snel als vormgever aan de slag in een reclamebureau. Er bleef echter iets knagen… ik wou meer tekenen en met verhalen bezig zijn. Ik ging opnieuw studeren en schreef me in voor de opleiding animatiefilm in het KASK. Ik volgde er ook het vak illustratie onder leiding van Carll Cneut. Hij hielp me mijn eigen beeldtaal ontwikkelen en introduceerde mijn werk bij Marita Vermeulen, uitgeefster bij De Eenhoorn. Al snel lag mijn eerste prentenboek in de winkel. Een onbeschrijflijk gevoel als plots een onbereikbare droom werkelijkheid wordt! Dat gevoel heb ik nog altijd als er een nieuw boek verschijnt.

Kun je iets vertellen over je tekenstijl?
Eén van de eerste opdrachten in de les was het illustreren van een sprookje. Ik koos voor Roodkapje en werkte prenten uit in een stijl die ik passend vond voor een prentenboek. Tot mijn ontgoocheling was Carll Cneut niet onder de indruk. Hij bladerde door mijn schetsboek en zag dat ik daar een stuk expressiever te werk ging met enkel een vulpotlood en arceerwerk. “Zo moet je tekenen”, zei hij, “dat is écht. Kinderen voelen het, als je een masker opzet”. Het was in het begin tegelijk bevrijdend en beangstigend om mijn eigen potloodtechniek te gebruiken voor een prentenboek.Tekenen is voor mij vooral kijken en denken. Een tekenaar is een spons die allerlei indrukken opneemt om die later in een prent uit te wringen. Altijd heb ik een schetsboek of een notitieboekje bij waarin ik van alles neer krabbel. Gezichten, situaties, dialogen, kleuren, ideeën, … 

Hoe begin je aan een tekening?
Sommige collega’s maken veel voorstudies, telkens gedetailleerder uitgewerkt, tot ze aan de uiteindelijke prent beginnen. Bij mij groeit het idee eerder in mijn hoofd. Als ik aan de illustratie begin, weet ik in grote lijnen wat ik wil maar vaak weet ik niet op voorhand hoe het eindresultaat eruit zal zien. De illustratie groeit verder terwijl ik ze maak. Het is een wisselwerking tussen controleren en loslaten. Ik werk het liefst met potloodtekeningen of acrylschilderijtjes. De computer gebruik ik enkel als gereedschap om de prenten bij te werken en om snel en eenvoudig correcties uit te voeren. Ik wil wel dat je de verf, de inkt of het potlood blijft voelen.Tekenstijl gaat eigenlijk evenveel over de inhoud van de illustratie als over de techniek. Je “stijl” wordt bepaald door hoe je de wereld bekijkt en hoe je die weergeeft. Ik hou ervan om extra verhaallijnen en kleine grapjes in mijn illustraties te verwerken. Een goede illustratie danst met de tekst, ze helpt de tekst te interpreteren, voegt nuances toe of daagt de lezer uit om het verhaal anders te bekijken. Humor is daarbij een belangrijk ingrediënt.


Hoe verloopt de samenwerking met een auteur? Kiezen jullie elkaar zelf? Of krijg je een opdracht van een uitgever?
Bij een eerste samenwerking krijg je de opdracht meestal van de uitgever. Die is de matchmaker tussen auteur en illustrator. Een boek maken is zeer arbeidsintensief dus is het wel belangrijk om te weten dat het zal worden uitgegeven alvorens er veel energie in te steken. Eens een eerste boek er is, gebeurt het wel dat we samen nieuwe ideeën bedenken en die aan de uitgeverij voorleggen. 

Spreken auteur en illustrator intens met elkaar af? Wie bepaalt hoe de personages en decors eruitzien? 
Dat hangt wat af van project tot project. Ik heb al boeken geïllustreerd waarbij ik de auteur pas achteraf heb ontmoet, maar het is interessanter wanneer de samenwerking intenser is. Als illustrator krijg ik wel de vrijheid om te bepalen wat ik in de beelden wil vertellen en hoe alles eruit moet zien. Voor de auteur is de eerste versie vaak een verrassing. Zo heb ik in “Noordwaarts” het einde van het verhaal een andere wending gegeven door er een extra illustratie aan toe te voegen. Gelukkig was de schrijver enthousiast. De uitgever heeft wel een goed beeld van wat werkt voor een bepaalde doelgroep. Vooral bij het maken van de kaftillustratie komt hun feedback van pas. 

Wil je niet ook eens zelf een verhaal bedenken en uitwerken? Of eens de omgekeerde aanpak: een auteur het verhaal bij illustraties van jou laten neerschrijven?
Het is boeiend om met een verhaal van iemand anders aan de slag te gaan. Je kan je inleven in een thema waar je niet meteen zelf aan zou denken. Die uitdaging is inspirerend. Om eigen verhalen te bedenken ben ik misschien te kritisch, het is nooit goed… Maar die omgekeerde aanpak lijkt me wel wat.

Je illustreerde het succesvolle prentenboek "Angèle de verschrikkelijke" van Tine Mortier. Hoe verliep die samenwerking?
“Angèle de verschrikkelijke” was een verschrikkelijke uitdaging... Tine Mortier schreef het verhaal van een orkaan die steeds bozer en bozer wordt. Op zich niet meteen een eenvoudig thema om in een prentenboek te vatten. Na lang piekeren viel plots de puzzel in elkaar. In mijn schetsboek stond een jongetje op het strand te wachten op een zuchtje wind om te kunnen vliegeren. Dat werd de sleutelfiguur. Uiteindelijk wordt in “Angèle de verschrikkelijke” met de prenten een ander verhaal verteld dan met de tekst. Tekst en beeld werden zo aangepast dat alles mooi in elkaar past. Voor volgend jaar staat er een nieuw prentenboek met Tine op de planning.


Je laatste boek “Noordwaarts” is het hilarische verhaal van een vreemde pinguïnfamilie. In je illustraties stopte je verrassende knipoogjes naar de wereld van volwassenen. Kinderen zullen die wellicht niet opmerken. Hoop je ook volwassenen te kunnen boeien? 
Bij mijn eerste bezoeken aan klasjes viel het me op dat kinderen veel meer zien dan ik dacht. De kleinste details merken ze op. Ze verzinnen er hun eigen verhaal bij of ze leggen zelf verrassende associaties. Dat stimuleerde mij om die extra lagen in de illustraties te steken. Onder de oppervlakte zitten andere verhaaltjes, knipogen naar andere boeken, absurde associaties, grappige situaties, … Benieuwd wie wat opmerkt, iedereen ziet andere dingen. Bij het illustreren zie ik evenwel niet enkel kleuters als doelgroep. Zo hoop ik dat een boek verrassend blijft en een lang leven krijgt in het gezin. Het voorlezen moet even leuk zijn als het kijken en luisteren. Daarna kunnen de kinderen zelf op ontdekking in de prenten, of zelf beginnen lezen, … 



In maart loopt de Jeugdboekenweek met als thema ‘Gevaar’. Je geeft vaak workshops in scholen en bibliotheken. Wat vertel je dan?
Ik ben niet de grootste verteller, maar ik laat graag zien hoe een prentenboek ontstaat. Van schets tot boek. Ik maak ook altijd ter plekke een tekening samen met de kinderen. Ze vinden het fantastisch om te zien hoe een tekening ontstaat, al vragen ze meestal een dinosaurus of een prinses. Ik laat enkele technieken zien: arceren, gezichten tekenen, dieren tekenen, kleuren mengen, … Daarna gaan de kinderen zelf aan de slag. Geweldig om te zien wat er dan allemaal gebeurt!

Bezoek de website van Bert Dombrecht.
Copyright illustraties: Bert Dombrecht en Uitgeverij De Eenhoorn (Wielsbeke)



0 reactie(s):